Kaïn en Abel
Genesis 4
Adam en Eva kregen twee zoons. Kaïn en Habel. Net als bij Heva gaat de H er later af en wordt het Abel (vers 1en2). Kaïn wordt net als zijn vader landbouwer en Abel wordt schaapherder (vers 2).
Op een dag brengen Kaïn en Abel een offer. Kaïn van de opbrengst van de oogst (vers 3) en Abel een van de eerstgeboren schaapjes (vers 4). Een bloedoffer vind ik toch raar, ik zie het als een plaatsvervangend offer. Ik bedoel, Abel wil offeren, maar het schaapje moet zijn leven geven. Abel merkt er persoonlijk niet veel van. Ik ben niet de enige die er zo over denkt. Lees ook eens Psalm 50:
‘Ik neem van u geen stieren aan en ook geen bokken, die in hokken worden gehouden (vers 9)
‘Alle dieren in het bos zijn al van Mij; het vee dat op de berghellingen graast en al de rijkdom aan rundvee.’ (vers 10)
‘Alle vogels die op de bergen nestelen, ken Ik en wat door het veld loopt, is al van Mij.’ (vers 11)
‘Wanneer Ik honger heb, zal Ik u niet te hulp roepen, want alles op de hele wereld is van Mij.’ (vers 12)
‘Eet Ik soms het vlees van geofferde stieren? Drink ik soms bloed van geofferde bokken?’ (vers 13)
‘Breng lof en eer aan God: dat is pas een echt offer! Kom uw beloften na, die u aan de Allerhoogste hebt gedaan.’ (vers 14)
Dan gebeurt er weer iets vreemds. De Gnostici luisteren weer gespannen.
God neemt het oogstoffer van Kaïn niet aan (vers 5), maar het bloedoffer van Abel wel (vers 4). Maar God is toch geen ‘aannemer des persoons?’ Lees Handelingen 10:34 Kaïn begrijpt het dan ook niet en wordt kwaad. Hij kijkt woedend (vers 5). God zegt:
‘je moet niet zo nijdig kijken. Je zou vrolijk kunnen zijn als je maar doet wat goed is. Want als je dat niet doet ligt de zonde aan de deur.’ (vers 7)
Maar waar heeft Kaïn dan in gezondigd? Dat weten we niet. In Hebreeën staat dat Abel meer geloof had. Maar moet en kan iedereen dan evenveel geloof hebben?
‘Door het geloof heeft Abel een meerdere offerande Gode geofferd dan Kain, door het welk hij getuigenis bekomen heeft, dat hij rechtvaardig was, alzo God over zijn gave getuigenis gaf; en door hetzelve geloof spreekt hij nog, nadat hij gestorven is.’ (Hebreeën 11: 4)
Is dat niet een constatering achteraf, eeuwen later? Ook dat weten we niet. We weten niet eens zeker wie Hebreeën geschreven heeft, laat staan hoe de schrijver er toe gekomen is dit te schrijven. Dit is namelijk het enige wat we er in de bijbel over vinden.
Kaïn gaat verhaal halen bij Abel, die er ook niks aan kan doen, en slaat hem dood (vers 8). God komt dan naar Kaïn en vraagt waar Abel is (vers 9). Als echte zoon van zijn vader geeft hij geen rechtstreeks antwoord. Hij zegt:
‘Ik weet het niet. Ben ik mijn broeders hoeder?’ (vers 9)
Maar God is boos op hem, beschuldigt hem van doodslag op zijn broer. Omdat het bloed van Abel in de aarde is gesijpeld (waar kon het anders naar toe?), zal de aarde geen opbrengst meer geven aan Kaïn en zal hij over de aarde moeten zwerven (vers 10, 11 en 12).
Kaïn geeft toe dat zijn misdaad erg groot is, zo groot, dat zij eigenlijk niet meer vergeven kan worden (vers 13). Hij ziet zijn fout in maar heeft ook angst dat anderen hem zullen doodslaan (vers 14).
Wie zijn die anderen dan? De wereld is groot, en het aantal mensen klein als we de bijbel letterlijk nemen. Er waren er vier en nu nog maar drie. En al zouden Adam en Eva meerdere kinderen hebben gehad, dan kan het toch niet moeilijk zijn geweest die te ontlopen.
God heeft dan mededogen en beloofd Kaïn dat ieder die hem doodslaat zevenvoudig gewroken zal worden. Kaïn krijgt hij een teken zodat hij herkenbaar is voor iedereen (vers 15). Dat is vreemd, je zou zeggen dat hij er juist zo onopvallend mogelijk uit zo moeten zien, want eventuele anderen weten niets van die vervloeking en zullen hem dus gewoon kunnen doden als ze erop uit zouden zijn. Maar het schijnt een teken te zijn waardoor men het wist:
‘De Here stelde een teken aan Kaïn, opdat hem niet versloeg al wie hem vond.’ (vers 15)
Het zou anders maar een schrale troost zijn dat die vervloeking ingaat ná een eventuele doodslag, want daar heb je dus zelf niet veel aan. Er zijn in de loop der jaren wel speculaties geweest wat dat teken wel geweest zou kunnen zijn en of zijn kinderen dat geërfd zouden hebben of dat het een persoonlijk teken geweest is.
Ten tijde van de slavernij meende men de oplossing gevonden te hebben. Het teken van Kaïn zou een zwarte huid zijn! In dat geval kon men iemand gerust tot slaaf maken. Maar dit gegeven berust toch meer op hebzucht en macht en om zich een schoon geweten aan te praten dan op waarheid. De waarheid is eenvoudig dat men het niet weet. Niemand heeft trouwens het recht iemand anders tot slaaf te maken of een ander minder te achten dan zichzelf. Ook het onthouden van bepaalde rechten of zegeningen op grond van zo’n argument is uit den boze.
Kaïn trekt naar het oosten en neemt zijn vrouw mee, of vindt daar een vrouw. Dat is niet duidelijk. Ook niet waar een eventuele vrouw vandaan komt. Hij krijgt een zoon, Henoch (vers 17). Vijf generaties later is er ene Lamech en daar begint het gedonder, want deze neemt meerdere vrouwen! Ada en Zilla. En zo wordt de polygamie de wereld in gebracht. Het is maar, dat U weet waar het vandaan komt.
Aan het nageslacht van Kaïn hebben we ook goede dingen te danken. Bij Ada kreeg Lamech een zoon, Jabal, die de vader is van hen die tenten bewoonden en menig hedendaagse campinghouder zou hem dankbaar moeten zijn. Ook werd hij veeboer (vers 20). Zijn muzikale broer Jubal ontwierp harpen en orgels, hoewel moderne vertalingen het hebben over citer en fluit (vers 21).
Bij Zilla kreeg Lamech Tubal-Kaín en deze werd leermeester van allen die werken met koper en ijzer. Een metaalarbeider dus (vers 22).
Lamech was niet iemand van halve maatregelen. Eén keer sloeg hij een man dood die hem verwond had en daarna een jonge man die zijn geld wilde stelen (vers 23). Hij wijst erop dat Kaïn zevenmaal gewroken zou worden, maar hij, Lamech, zeventig maal zeven (vers 24). Maar daar heeft God geen zeggenschap in gehad en een teken erbij krijgt hij dan ook niet.
Adam en Eva krijgen intussen een andere zoon en noemen hem Seth (vers 25). En via Seth gaat het verhaal verder tot over de zondvloed heen. Maar ook het nageslacht van Kaïn mag dan nog steeds meedoen.
U ziet dat dit hele verhaal nogal wat vragen oproept. Waarom wilde God niet dat Adam en Eva verschil zouden kennen tussen goed en kwaad. Waarom wist de slang wel wat de betekenis van de boom was en de mens in eerste instantie niet? Waarom bevoorrecht God de ene mens boven de andere? Waarom mochten ze niet eeuwig leven?
Je ziet door het oude Testament heen dat God het volk van Israël beloofd dat ze zullen zegevieren boven al de omliggende volken. Maar het omgekeerde gebeurt. Ze worden zelf doorlopend overheerst en uitgebuit.
Uiteindelijk komen ze in de Babylonische ballingschap waar ze kennis maken met de leer van Zarathustra. Zarathustra leerde dat er twee Goden waren. De een was Ahura Masda, dit was de goede God, liefhebbende Vader. De ander was Ahriman, dat is de kwade God.
De Joden in Babylon voelden zich wel verbonden met de verhalen uit het oude testament, maar bekijken die wel opnieuw. Dan zien zij in Jahweh de boze God Ahriman, die hen steeds in het ongeluk stort. Alle miskende personen uit het oude testament zijn ineens geen slechte mensen meer, maar helden van opstand tegen Jahweh. Daarom zijn er Joden, gnostici, die zich Kaïnieten noemen. Maar dat is een beperkte groep.
Gnostiek is veel meer en hoeft helemaal niets met het voorgaande te maken te hebben. Het gaat er om dat je zelf leert denken en voelen wat er van je verlangt wordt, wat goed voor je is en contact hebt met het ‘hogere’ en het Goddelijke in jezelf, zonder tussenkomst van mensen en door mensen voorgeschreven wetten en geboden.